Arum
Hoewel ik geboren en getogen ben in Friesland, telt de provincie nog wel een aantal witte plekken voor mij. Zo was ik onlangs in Arum, een dorp onder Harlingen. De bus stopte in het centrum van dit gehucht. Praktisch voor Herberg De Gekroonde Leeuw. En voor de Hervormde Kerk.
Vanuit de tegenovergestelde richting naderde een witte Renault, gezinsmodel. Veel aan de auto was wit. Zelfs het nummerbord. Maar dat had niets met de auto zelf van doen. Nee, het waren Fransen in Arum. Behalve dat alles dus wat was aan de Renault, was ook alles Frans aan deze auto.
De auto stopte bij de Hervormde Kerk, een van de acht Rijksmonumenten die Arum rijk is. Een indrukwekkend gebouw, waar ook een begraafplaats omheen is gelegd. Dit soort kerkgebouwen maakt me altijd klein. Het woonhuis van de Eeuwige, omringd door een dodenakker.
Wat mijn aandacht trok, was overigens niet zozeer de kerk of de begraafplaats. Nee, ik werd juist naar het begin van het terrein getrokken. Een monument ter nagedachtenis aan een ramp uit 1996. Wat precies die ramp is geweest, staat niet op de steen.
Op de linkerkant van het ‘gevouwen’ monument staat de zin: Ta oantinken oan us doarpsgenoten dy’t nea werom komme binne. Maaie 1996.’ Daar moet ik het als buitenstaander mee doen. Voor de Arumers zal dit een plaatselijk trauma zijn, dat niet verder benoemd hoeft te worden.
Misschien moet ik ook niet weten wat precies de oorzaak is van deze fysieke herinnering. Als ik de namen van de acht jongens zie staan, krimpt mijn hart ineen. Acht jongelui, in de bloei van hun leven. De oudste van de groep was 36 jaar, de enige dertiger van de club. De jongste was 20 jaar.
Deze jongeren zijn niet meer teruggekomen. Ze zijn uitgezwaaid met het idee dat ze binnenkort weer terug zouden zijn. Maar het noodlot heeft toegeslagen. Ja, het noodlot? Of heeft de God van de hervormden ook nog een rol gespeeld?
Ik ken deze namen niet. Maar door het feit dat ze gebeiteld zijn in deze steen (gegrift staan in de handpalmen van God?) is dat een teken dat ze hebben bestaan. Noem mijn naam en ik besta. Oh God, bevestig ons bestaan, noem ons bij onze naam.
De rest van de middag was ik enigszins van slag. In een dorp met een paar honderd inwoners – daar kent iedereen elkaar. En weet iedereen precies van een ander waar die de mosterd haalt. En daarmee ook wie deze acht mensen waren.
Ik ken deze namen niet. Maar ik kan wel hun naam noemen. Zodat ze bevestigd zijn in hun bestaan. De acht Arumse jongeren: Freerk Heslnga, Jan Hilverda, Luitzen Hoekstra, Tamme Jagersma, IJde de Jong, Frederik de Jong, Jan Koopal, Hantje Nadema.
Tags // Arum, Frederik de Jong, Freerk Heslnga, Hantje Nadema, IJde de Jong, Jan Hilverda, Jan Koopal, Luitzen Hoekstra, Tamme Jagersma
Trackback from your site.