Gloeiende kolen
Inleiding Romeinen schets 10
Gloeiende kolen
Lezen: Romeinen 12
Zingen: psalm 72: 10 & 12 (voorafgaand); psalm 99: 1 & 3 (afsluitend)
De apostel Paulus is in zijn brief aan de Romeinen aanbeland bij het gedeelte “Apostolische Vermaningen”. De blijde boodschap van Jezus’ verlossende werk, heeft consequenties voor het leven van alledag. Ook in een wereld waarin christenen tegengewerkt lijken te worden. Of in ieder geval, een wereld waarin het gewone leven haaks staat op de redding door Jezus.
Het gaat bij de apostel om de liefde. Gods liefde. Dat maakt mensen bescheiden: het draait niet om jou in de wereld, maar je maakt deel uit van een lichaam. Geloven is teamwork. De liefde is het thema waar het Paulus om gaat in zijn brief. Maar niet alleen Paulus: ook bij God zelf draait het hier om.
Niet voor niets vat Jezus het Oude Testament samen met het dubbelgebod: Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf (Lukas 10: 27).
Paulus houdt zijn gehoor in Rome (en ook elders) voor dat hun identiteit niet bepaald wordt door etniciteit, door ras of geslacht, door maatschappelijke status. Het leven van een volgeling van Christus begint niet bij al die perifere zaken. Dat leven begint bij het zoeken naar Gods koningschap over de wereld en naar Zijn gerechtigheid in het leven (Mat. 6: 33). Wie vanuit die houding het leven benadert, die is ‘gerechtvaardigd’ tegenover God. Dat had Paulus heel goed gezien.
In die context doet Paulus zijn oproep om de overheid te dienen. “Iedereen moet de autoriteit van het bevoegd gezag erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld,” zo schrijft hij in hoofdstuk 13 vers 1. De Romeinen met hun barbaarse praktijken, die zijn door God ingesteld.
Dat levert altijd weer discussie op. Want wat moet je doen als de overheid je actieve bijdrage vraagt in datgene dat volledig in gaat tegen de liefde? Paulus vraagt geen blinde gehoorzaamheid. Immers, de gemeente op aarde is het lichaam van Christus. Het hoofd stuurt het lichaam aan: uiteindelijk bepaalt Hij wat Zijn ledematen uitvoeren.
In een volstrekt atheïstische omgeving wordt van het lichaam van Christus gehoorzaamheid aan de overheid gevraagd. Dat is een logische opvatting van Paulus. Want de apostel erkent God als absolute Heerser op de aarde, als de Koning die de touwtjes in handen heeft en houdt. Dat betekent dat elke machthebber op aarde enkel die macht heeft binnen de kaders die God aangeeft.
Denk hierbij aan de macht die de duivel krijgt om Jobs leven aan te vallen. Tot twee keer toe geeft God aan de duivel de ruimte, eerst voor Jobs bezittingen (‘Luister, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan’), de tweede keer ook Jobs gezondheid (‘Luister, doe met hem wat je wilt, maar spaar zijn leven’). In beide gevallen kán de duivel ook niets meer dan wat God hem aan marges geeft.
Of hoor wat Jezus zegt tegen Pontius Pilatus tijdens Zijn proces: “Weet U dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten of U te kruisigen?” Jezus antwoordde: “De enige macht die u over Mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die Mij aan u uitgeleverd heeft, de meeste schuld.”
Vanuit deze overtuiging is dus elke overheid een instrument van de ‘Opperkoning’. Als God aan een overheid ruimte geeft om te doen en laten wat zij wil, dan is die ruimte er. Dat ontslaat het lichaam van Christus, als onderdanen van de aardse overheid, er niet van om het dubbelgebod van de liefde uit te voeren. Micha zegt: “Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet van de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.” (Micha 6: 8).
Paulus sluit daar op aan in hoofdstuk 12 van zijn Romeinen-brief. Heb elkaar lief, acht de ander uitnemender dan jezelf, vergeld geen kwaad met kwaad (God zal wreken), en doe je best om het goede te doen voor alle mensen – voor zover dat in je macht ligt. In Galaten 5, over de vrucht van de Geest (‘liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing’), schrijft dezelfde apostel: “Er is geen wet die daar iets tegen heeft.” (Galaten 5: 23).
In de Romeinenbrief past Paulus dat heel concreet toe met een tekst uit Spreuken 25 vers 21 en 22: “’Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede,” is de aansporing door Paulus.
Dat is zeker waar. Wat je doet uit liefde, daar is niemand op tegen. Ook al lijkt dat op het moment dat je dat doet, soms wél zo. Maar je stapelt gloeiende kolen op het hoofd van wie kwaad doet. Achteraf zullen de snoodaards die kolen erkennen. Hoe vaak wordt niet excuses aangeboden voor verkeerd beleid van de overheid? De toeslagenaffaire, bijvoorbeeld. Of de excuses van wijlen president De Klerk (Zuid-Afrika) over de apartheid. “Ik bied zonder meer mijn verontschuldigingen aan voor al het leed en de ellende (..) die zijn veroorzaakt door apartheid,” aldus De Klerk in een video-boodschap dat na zijn overlijden werd gepubliceerd. Of de excuses en het trauma dat de Duitsers kennen na de Tweede Wereldoorlog.
Het zijn voorbeelden dat je met goed werk kolen op het hoofd van een ander stapelt. Goed doen corrigeert op termijn het verkeerde beleid van de overheid. Doe goed, als lichaam van Christus. Dat leven heeft een groot effect op het dagelijks bestaan.
Tags // De Klerk, Frederik Willem de Klerk, gloeiende kolen, inleiding, Job, mannenvereniging, Micha, Micha 6, MIcha 6: 8, Paulus, Pilatus, Pontius Pilatus, Romeinen 12, Romeinen 13, Schets 10, Spreuken, Spreuken 25, Spreuken 25: 21 - 22, Zuid-Afrika
Trackback from your site.