nov
01
2022

Rusteloos zoeken

Author // frits_tromp1
Posted in // Ds. van Zanten

Scriba René de Reuver sprak maandag 31 oktober 2022 een verkorte versie van deze tekst uit tijdens een speciale editie van het ViaJacobi-debat. Een debat over secularisatie en zingeving.

I
Nederland heeft in religieus opzicht een woestijnklimaat. Dor, doods, met slechts hier en daar een oase. We behoren tot de meest geseculariseerde landen van Europa. Bijna twee derde van de Nederlanders noemt zich niet-religieus. Een groot deel daarvan voelt zich evenmin door spiritualiteit aangesproken, meldde het Sociaal-Cultureel Planbureau eerder dit jaar.
Tegen dit decor denken we samen na over ‘zinnig zoeken’. Die achtergrond wordt nog eens sterk gekleurd door de actualiteit die we onmogelijk even kunnen parkeren: een voort-durende oorlog, een klimaatcrisis,  een energiecrisis, een gierende inflatie, een vluchtelingencrisis, enz.
Toch verbaast het me niet als iemand tegen deze achtergrond hartstochtelijk zoekt naar zin. Laat ik het klein houden: iemand – geen massa’s – die als gretige strandjutter loopt te grasduinen langs de vloedlijn van onze cultuur. Speurend naar wat zich aandient, of er iets bruikbaars bij ligt. Maar altijd met een slag om de arm. Want ‘wie wat vindt, heeft slecht gezocht’

Thuiskomen en je rugzak legen.
Puzzelen met wat je vond of niet kon laten liggen.
Morgen weer een dag.
Zoeken. Steeds weer zoeken.
Want ‘onrustig is ons hart’.

‘Het probleem met intellectuelen die willen geloven is vaak dat zij ook weten wat zij niet willen geloven,’ schrijft Willem Jan Otten. ‘Ze willen er niet intrappen. Waar niet in? In, laten we zeggen, troostsmoezen. Een ander probleem is dat zij denken ‘overtuigd’ te moeten worden, zoals een schaker die de juiste voortzetting van zijn partij zoekt.
Hoe leg je uit dat het om bezwijken gaat?’

II
NRC wierp – kort voor de coronacrisis – de vraag op: Wat zegt het over onze tijd dat juist psychiaters een sterrenstatus hebben? Het ging over de Vlamingen Dirk de Wachter, Damiaan Denys en Paul Verhaeghe. Het trio verwees naar de heersende ‘crisis in zingeving’. Met het terugdringen van religie is veel overboord gegooid dat riekt naar hogere doelen, rituelen, tradities en levensvragen. De Wachter zei: ‘Er is een gevoel van zinloosheid en leegte onder alles. Dat heeft te maken met de doorgedreven consumptiemaatschappij. De gedachte was: wij kunnen met vrolijkheid en consumptie dat gebrek aan zin wel maskeren. Maar ge kunt nog eens een wellnessweekend doen, maar dat vult de ledigheid niet op.’ Einde citaat.
Er is geen enkele reden om hier luchtig over te doen. Want voor jezelf een levensbeschouwing creëren is een hele klus. Tijdrovend, soms plezierbedervend. Voor sommigen: slecht slapen en depressieve buien. En dan hebben we het nog niet eens over mensen voor wie de existentiële zoektocht door het leven in meerdere of mindere mate een lijdensweg is – of nog erger – doodloopt …

‘Onrustig is ons hart’,
III
Hoezeer al dat ‘zoeken’ me raakt – nog méér ben ik onder de indruk van het fundamentele gegeven dat God óns zoekt. En dat na de zin: ‘Onrustig is ons hart’ geen punt staat, maar een komma. Meer dan zestien eeuwen geleden schreef Augustinus zijn Belijdenissen, een boek dat wel wordt gezien als de allereerste autobiografie in de geschiedenis van de mensheid. Op een van de eerste bladzijden schrijft hij de beroemd geworden woorden: ‘Onrustig is mijn hart, totdat het rust vindt in U’, (God).
Ik hoor er een echo van de uitspraak van Jezus in: ‘Kom allen bij Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, Ik zal jullie rust geven.’
Iedereen die weleens op een zondagsschool of een christelijke basisschool heeft gezeten, kent Zacheüs. Het kleine mannetje is rijk. Maar met al zijn poen kan hij geen centimeter aan zijn lengte toevoegen. Hij is een zoeker, Hij wil Jezus zien. Klimt in een boom en doet daar de ontdekking dat hij wórdt gezien. Jezus zoekt de zoeker. En vindt ‘m.

Het verhaal is het evangelie in een notendop. Vandaar dat je in getuigenissen van gelovigen vaak dit refrein terughoort: ik wás een rusteloze zoeker, totdat ik wérd gevonden.
Hoewel ik ben uitgenodigd als scriba van de kerk, een kerkelijke bobo dus, sta ik hier eerst en vooral als gelovige. Wat mij steeds weer ontroert, is te horen en te ervaren dat ik gevonden bén. Ik heb het telkens weer nodig om dit te horen, om niet ten prooi te vallen aan vertwijfeling. Telkens als ik het me weer te binnen breng, als ik het hoor en uitzing, is het alsof er een nieuw fundament onder mijn leven wordt geschoven. Er blijven soms meer vragen dan me lief zijn. Maar ze krijgen een plek in de ontmoeting met Christus.

IV
In februari 2016 ging columnist/auteur Stephan Sanders ‘proefgeloven’ en maandelijks bracht hij verslag uit van zijn ervaringen in dagblad Trouw. Letterlijk schrijft hij: ‘Ik zocht niet, maar werd gevonden – dat is toch wel de meest eenvoudige manier om de hele procedure te beschrijven. Ik vind het script-technisch gesproken beter als ik kan wijzen op een ongedurige queeste, die uiteindelijk resulteerde in God en geloof. Woestijnjaren die tandenknarsend en handenwringend zijn doorgebracht. Maar zo ging het niet. Eerder heb ik het idee dat ik gevonden werd, bezocht, als door een engel zonder dat ik actief op zoek was.’
De schrijver Willem Jan Otten schrijft in zo mogelijk nog krassere termen over het begin van zijn geloofsweg. Er gingen ‘deinsjaren’ aan vooraf, periodes waarin je aarzelt, terugschrikt, rondhangt, om de hete brij heen draait. Dat proces, dat zes jaar omvatte, is nauwelijks te reconstrueren, schrijft Otten. Hij gaat in die periode wel geregeld naar de kerk. ‘Ik was, zoals dat heet zoekende, maar wilde liefst niet vinden.’
Ik snap de houding heel goed. Je houdt je kaarten aan de borst. Je blijft een interessante, zinnige zoeker. Maar menigeen, à la Stephan Sanders, met de nodige Godschaamte. Want als je je inlaat met allerlei nieuwerwetse levenbeschouwelijke inzichten, oogst je welwillende belangstelling. Maar zodra je zegt je te verdiepen in het christelijk geloof, dan wordt er meewarig gekeken. Alsof je je auto in z’n achteruit zet en vol gas geeft.
En ja, ik begrijp dat je je soms liever tevreden stelt met uitblijvende antwoorden, omdat geloven, jezelf overgeven, Jezus navolgen, een vreemd avontuur is, waarvan je niet helemaal kan inschatten waar het toe leidt …
Zoeken dus, zonder te willen vinden.
Dat moet wel hondsvermoeiend en uitputtend zijn. De SCP-onderzoekers schrijven dat wie op individuele basis de zin van het leven probeert te vinden vaak wel een zwaardere mentale belasting ervaart en wellicht meer kans loopt op een burn-out of een depressie.
De vraag is: Waar en hoe zoek je? En vooral: Wie?
‘Waarom ben ik zo onrustig van binnen?’

V
Laat me een paar kritische vragen mogen stellen. Een echt protestantse lezing moet je per slot van rekening wat om op te kauwen geven.
1Geloof heeft binnen het christendom onmiskenbaar een persoonlijke kant. Maar dat is iets anders dan de postmoderne individualisering of privatisering van geloof, waarbij ieder zijn geloof als het ware à la carte samenstelt, en dat lijkt me hier terzake: ‘Dit geïndividualiseerde geloof is slechts een bevestiging van je ego. Het is geloof zonder ethische zelfkritiek en uitdaging, en zonder rationele reflectie (…). Als je het object van je geloof zelf formuleert of moduleert, dan is dat uiteindelijk een geloof in jezelf.’
Mijn vraag: Kan zo’n geloof de ruige werkelijkheid van alledag, van Nieuwsuur of RTL Nieuws aan? Biedt het troost? En: stelt het jou als gelovige onder kritiek?
In de liturgie belijd ik een geloof, waarvan de onvanzelfsprekendheid van elke regel afspat. Ik zou het zelf zo niet hebben kunnen bedenken. Maar dat vreemde geloof bevrijdt me uit het ronddraaien in mijn eigen kleine kringetjes. Ik creëer niet mijn geloof, maar de geloofstraditie creëert mijn persoon. Het plaatst alles in een totaal ander perspectief: mens, wereld, verleden, heden en toekomst. Dit geloof geeft me houvast en hoop – midden in de crises.
2. In de bundel van Pauline Weseman lijkt de kerk iets uit de jeugd, of in elk geval uit het verleden van de geïnterviewden. Haar gesprekspartners zijn in die zin representatief voor veel religieuze zoekers in onze samenleving. De kerk is een huis dat ze korter of langer geleden achter zich gelaten hebben om ‘voor zichzelf’ te beginnen.
Al lezend bekruipt mij de vraag: hoe lang zou ik het uitgehouden hebben, in de kerken die zij beschrijven? In de kerk met het afgeronde, kloppende leersysteem. In de kerk met een overdosis aan oordelen. In de kerk met fundamentalistische evangelische pijlers, maar niet bestand tegen de rauwe kanten van het leven. In de kerk waarin bepaalde groepen bij voorbaat worden uitgesloten. In de kerk van betweters en allesvinders. In de kerk waarin ontvankelijkheid en verwondering overbodige begrippen zijn – omdat alles helder is.
Ik zou er ook uit vertrokken zijn. Maar niet om daarmee ‘de kerk’ vaarwel te zeggen. Laat staan de Heer van de kerk, de Gekruisigde en Opgestane van wie ik, Goddank!, niet los kom.
Mijn vraag, om het op scherp te zetten: Heb je de deur niet te snel achter je dichtgetrokken? Heb je alle kamers in dit uitgestrekte en veelzijdige huis van de Heer uitgekamd? Ben je afgedaald naar de schatkamers van de traditie en van de liturgie? Heb je de bronnen horen ruisen die je dorst kunnen lessen?

VI
Intussen werp ik niet alleen maar vragen ‘over de schutting’; als derde een kritische vraag aan de kerk.
Waar en wanneer, hoe vaak hebben wij aanleiding gegeven dat mensen hun heil elders zijn gaan zoeken? Onrustig werd hun hart omdat ze stenen voor brood kregen. Was de kerk daar waar Christus was? Handelde en sprak zij in zijn geest? Volgden we zijn spoor, of waren we druk met ons eigenlijk kerkelijk bedrijf? Zagen we hen en zien we elkaar met de ogen en liefde van Jezus, of alleen vanuit het belang en de gewoonte van onze religieuze club?

VII
In het verlengde hiervan tot slot nog één vraag aan ons allen:
Waar is in de kerk en in de ‘nieuwe vormen van christendom’ de concentratie op Christus?
Ik roep een ander citaat van Augustinus in herinnering, een regel die mij niet loslaat: ‘Wie niet in Christus is, is geen christen.’ Daarmee werp ik een zware kei in de vijver, maar de eerlijkheid van onze gedachtenwisseling is erbij gebaat: het maakt dus nogal uit waar je zoekt. En hoe. En vooral: wie.
Deze concentratie bevrijdt mij uit mijn isolement. Christus is niet los verkrijgbaar. De navolging van Hem verruimt mijn ik tot een wij. Het zet me in een eeuwenoude traditie en wereldwijde gemeenschap, de kerk, waarin ik alleen samen met alle zinnige zoekers iets vat van het mysterie van Gods liefde. Ik vind het prachtig dat de oudst bekende versies van de eerste oecumenische Geloofsbelijdenis, die van Nicea(325), begint met: ‘Wij geloven…’
Geloof schept gemeenschap.

VIII
Pauline Weseman omschrijft het proces om dicht bij je ziel te komen als ‘sterven en opstaan’. Ik herken dit. In navolging van Jezus moet onze ziel opnieuw geboren worden, een totale reset ondergaan. De blikrichting moet radicaal verlegd, sterven en opstaan, om gevormd te worden naar het beeld van Christus.
Rusteloos zoeken. Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.
‘De rust van het geloof wordt je beloofd, niet per levensverzekering gewaarborgd’, schrijft Otten. ‘Toch moet je het erop wagen. Het is alleen maar een antwoord als het geloofd wordt. Of niet.’

Ds. René de Reuver
scriba generale synode

Tags // , , , , , , , , , , , , , , ,

Trackback from your site.

Leave a comment

You must be logged in to post a comment.