Het woord dat u ten leven riep
is niet te hoog, is niet te diep
voor mensen die ’t zo traag beamen.
Het is een teken in uw hand,
een licht dat in uw ogen brandt.
Het roept u dag aan dag bij name.

Kom, Heilige Geest, Gij vogel Gods,
daal neder waar Gij wordt verwacht.
Verschijn, lichtengel, in de nacht
van onze geest, verward en trots.

Naam van Jezus, nu verheven
boven alle namen uit,
om een leidsman ons te geven
die in alle waarheid leidt,
wees verborgen in ons midden,
leer ons bidden,
geef uw zegen wijd en zijd.

Nu triomfeert de Zoon van God
die is verrezen uit de dood,
halleluja, halleluja,
met grote pracht en heerlijkheid.
Hem zij de lof in eeuwigheid!
Halleluja, halleluja.

Lof zij God in de hoogste troon,
lof zij zijn eengeboren Zoon,
die voor ons droeg der zonde loon.
Halleluja, halleluja
halleluja!

De eersten zijn de laatsten,
wie nakomt gaat voorop
zij moeten zich niet haasten,
die leven van de hoop.

Er is uit ’s werelds duistere wolken
een groot licht stralend op gegaan –
wie wonen in het diepste donker,
zij zullen in het zonlicht staan.
Glorie aan God, de overwinning
is ongekend, de vreugde groot;
de aarde jubelt – hoor ons zingen:
wij delen in een rijke oogst!

Wij zingen door de tranen heen,
vér boven onze macht,
omdat in ongekende nacht
als blijvend teken van de dag
één ster ons tegenlacht.

‘Ik ben een engel van de Heer,
daal uit de hemel tot je neer
en breng een nieuw en mooi verhaal
dat ik vertel in mensentaal.

Zijt Gij waarop de wereld wacht
of wachten wij een ander?
Zult Gij, een zwakke zonder macht,
als koning heersen in Gods kracht,
ons leiden tot elkander?