Eén minister
De onthulling dat de Australische premier Morrison liefst vijf ministersposten buiten medeweten van de ‘echte’ ministers ‘erbij’ nam, roept veel vragen op. Wij beperken ons tot de vraag: zou dat in Nederland ook kunnen?
Allereerst is van belang dat de benoeming (en het ontslag) van ministers grondwettelijk is geregeld. Er is, zo staat in artikel 43, een koninklijk besluit nodig voor een benoeming en voor ontslag. Dat betekent tevens dat er sprake is openbaarheid, omdat KB’s worden gepubliceerd.
Als een minister tijdelijk niet kan functioneren dan kan hij of zij worden vervangen. Dat kan tijdelijk zijn op grond van een (ook bij KB) door het kabinet vastgestelde vervangingsregeling. Of er kan tijdelijk een vervanger worden benoemd. Dat kan een zittende minister zijn, die er dan een post bijneemt of een ander (bijvoorbeeld een staatssecretaris).
Een recent voorbeeld is de vervanging van minister Bruno Bruins door Martin van Rijn in 2020. Eerder die kabinetsperiode werd minister Kajsa Ollongren tijdelijk vervangen door staatssecretaris Raymond Knops. In die gevallen ging dat via benoemingen bij koninklijk besluit.
Dat een minister twee posten heeft, komt vrijwel niet voor. Een uitzondering was lange tijd de minister die belast was met koninkrijksrelaties. Die post was vaak in handen van de vicepremier, maar ook wel van bijvoorbeeld de minister van Landbouw. ARP-premier Colijn was in zijn derde kabinet (1935-1937) zowel minister van Koloniën als van Defensie en premier Van Agt in zijn derde kabinet (zomer 1982) zowel minister van Algemene Zaken als van Buitenlandse Zaken.
In vakantieperiode nemen ministers elkaar posten waar op basis van de vervangingsregeling. In 1993 verving minister Koos Andriessen van Economische Zaken in de derde week van juli bijvoorbeeld al zijn collega’s en een week later deed minister Jan Pronk dat. Het gaat dan echter alleen om het afdoen van dringende lopende zaken en soms om het beantwoorden van Kamervragen.
Er kunnen zich echter belangrijke zaken voordoen die de vervanger tot politeke beslissingen dwingen. Toen in augustus 1990 Irak het buurland Koeweit binnenviel, moest Andriessen als minister van Buitenlandse Zaken ad interim melden wat de reactie van Nederlandse regering was. Hij dacht toen ‘dat het wel mee zou vallen’. Dat was een rijkelijke onderschatting, waarop de nodige kritiek kwam.
Overigens was in 1967 vastgelegd dat er altijd drie ministers op hun post moeten blijven. Door de verbeterde communicatie werd dat later evenwel niet meer nodig geacht.
Dat een minister zonder dat zijn/haar collega dat weet de portefeuille ‘overneemt’ is in Nederland ondenkbaar. Bovendien geldt de regel dat er eenheid van beleid moet zijn en dat gevoelige kwesties in de ministerraad dienen te worden besproken.
Bron: Parlement.com
Tags // 1935, 1935-1937, 1937, 1967, 1982, 1990, 1993, 2020, achtergrond, artikel 43, Australië, Bruno Bruins, Buitenlandse Zaken, Colijn, Economische Zaken, één minister, Grondwet, Jan Pronk, Kajsa Ollongren, Kamervragen, Koeweit, koninklijk besluit, Koos Andriessen, Martin van Rijn, minister, minister Andriessen, minister Bruno Bruins, minister Jan Pronk, minister Koos Andriessen, minister Pronk, minister van Buitenlandse Zaken, minister van Economische Zaken, minister van Koloniën, minister van Landbouw, minister Van Rijn, parlement.com, premier Colijn, premier Morrison, premier Van Agt, Raymond Knops, vervangingsregeling
Trackback from your site.